Lancia vestigde een reputatie met auto’s voor de duurdere middenklasse
maar bracht in 1932 voor het eerst een kleine auto uit, de Augusta.
De grote innovatie van de Lambda was de zelfdragende carrosseriestructuur,
maar de daarop volgende Dilambda, Artena en Astura hadden weer een gewoon
chassis. Voor de Augusta greep Lancia terug naar het concept van de Lambda,
dus vormde de zelfdragende carrosserie weer een integraal onderdeel van
het ontwerp. Nu echter voor een gesloten model en in een veel compactere
vorm met een totale lengte van maar 3,81 meter. De onafhankelijke voorwielophanging
en een viercilinder V-motor met bovenliggende nokkenas maakten de Augusta
niet alleen technisch tot een echte Lancia, ook de kwaliteit, afwerking,
remmen en rijeigenschappen deden niet onder voor de grotere modellen.
Integendeel, doordat de Augusta zo licht gebouwd kon worden is het een
ongelofelijk goed rijdende auto en Tazio Nuvolari, de grootste coureur
ooit, reed privé met een Augusta.
In Frankrijk is de Augusta in licentie gebouwd en daar onder de typenaam
Belna op de markt gebracht. De Belna is technisch identiek, maar kan in
details behoorlijk afwijken omdat veel onderdelen bij Franse toeleveranciers
werden ingekocht.
|
Carrosserie:
Motor:
Versnellingsbak:
Banden:
Wielbasis:
Gewicht:
Productie-aantal:
Topsnelheid: |
Een vierdeurs zelfdragende carrosserie
of een platform chassis voor speciale carrosserieën.
V4 met een blokhoek van 18°15’ en een bovenliggende nokkenas,
1196 cc, 35 pk.
Vier versnellingen met in-/uitschakelbare vrijloop.
14x40.
2650 mm.
830 kg.
Augusta circa 17.000, Belna circa 3.000.
102 km/h. |
|